20040601

De Zwarte Madonna

Roemer is trots op zijn schoenen. Jaren heeft hij gezocht naar de lichtst denkbare nette schoenen met de dunst denkbare zolen. Je kunt er op joggen, ze wegen nauwelijks meer dan pantoffels. Ja, nauwelijks zwaarder zijn ze dan pantoffels; je kunt er zelfs goed op denken. En ze zien er keurig uit. Roemer kocht steeds drie paar tegelijkertijd. Eerst bij Bartjens in Amsterdam. Bartjens sinds 1850. Hij kwam er zelfs voor naar Nederland toen hij in de Zure Stad in het Bergland woonde. Terwijl hij bij iedereen langs moest, van zee en duinen moest genieten en al die mensen om zich heen opeens verstond, alsmaar verstond. Wat een lawaai kunnen mensen maken, juist als je niet wilt luisteren, niets wilt horen. Ja zelfs toen ging hij bij Bartjens langs, om schoenen te kopen. Later ontdekte hij dat de schoenen ook te koop zijn in de bollenstreek, vlak bij zee, vlak bij huis. Ieder jaar koopt Roemer nu een nieuw paar van die wondersloffen, drie paar veters en een handzame tube schoensmeer met doseerdop.

De wondersloffen hebben twee nadelen: ze worden gemaakt naar het recept van Ford en ze zijn gevaarlijk als het regent. Het recept van Ford is "Alle kleuren zijn zwart". Zwart is een prima kleur, en praktisch, vooral als je bankier bent of beambte of naar een begrafenis moet, maar het liefst zou Roemer toch rode schoenen dragen. Hij heeft zich er maar bij neergelegd dat hij nooit rode schoenen zal kunnen vinden die aan zijn oudemannenwens van zo licht mogelijk schoeisel voldoen. Maar Roemer kijkt wel vaak naar voeten die met rode schoenen lopen. Nimmer zag hij mannenvoeten, rode mannenvoeten, in passend schoeisel. Er is natuurlijk geen markt voor.

Het tweede nadeel is belangrijker. Als het regent worden de zolen namelijk spekglad. Als de straat stroef is, is dat geen probleem. Als de straat vlak verloopt is het gevaar gering. Dus in de Zure Stad in het Bergland was het gevaar groot. Levensbedreigend waren de Zuurmannen die alles poetsten, polijstten, pasteuriseerden, zelfs hun straat. Als de regen Roemer onverhoeds overviel, kon hij niet verder in het golvende landschap van de Zure Stad, bang van de heuvel te glijden op zijn gladde zolen. Gelukkig vond hij vaak een tram of een bus. Er kon veel, maar op je sokken lopen in de Zure Stad op die prachtig schone straten tussen de prachtig schone Zuurmannen en Zuurvrouwen, dat durfde Roemer mooi niet.

Ooit zag Roemer een kind op blote voeten in de Zure Stad. Ja, één keer zag hij blote voeten in de Zure Stad. Eerst dacht Roemer dat het een hippie was. Later dacht hij: een zwerfster, een geestesgestoorde. Maar het was een sterke vrouw. Ze was zestien, zeventien, misschien achttien. Ze hoonde. Ze haatte. Ze haatte de gepolijste straten van de Zure Stad. Een krachtige vrouw, maar te jong om met haar voorbeeld de Zuurmensen tot inkeer te brengen. Het leek Roemer bovendien nogal koud. Met je blote voeten in de sneeuw.

Nu is Roemer terug in het Platte Land. Het regent. Hij balanceert op gladde hielen van zijn wonderschoenen. Het regent dat het giet. Grote vreugde stroomt langs hem en kleurt de straten glimmend zwart en grauw. Wat een vrolijk land. Al die leuke gekleurde lichtjes die zo mooi weerspiegelen in het grauwe natte wegdek. Roemer zoekt de weg. Hij schuifelt, want de architect is blij. Ja de architect is blij en trots. Er is hier geen straat, maar louter plavuis, plavuis over de volle breedte van de straat. Glibberig plavuis zonder kleur of smaak. Balancerend zoekt Roemer zijn weg over het gepolijste speksteen. Misplaatst en lelijk is de weg. Dus de architect is trots en blij. De architect is zelfs extra blij en trots, want hij bouwde hier een Zwarte Madonna. En daarlangs loopt de weg die Roemer dagelijks gaat. Dit is de toegangspoort naar het centrum van de Stad des Heeren.

Deze stad was ooit geen vreemde in een landschap dat aansloot op de zee. De lucht was zilt, het licht was zeeïg. Roemer gaat wel eens naar het Panorama van Mesdag om te proeven hoe het ooit in de Stad des Heeren geweest is. Maar de mensen bouwden een pier die de zee in loopt (een wandelpromenade in een woeste zee) en ze bouwden torens die de hemel in lopen --- kantoorruimte die het hemelvuur trotseert. Kantelt men de Stad des Heeren, dan blijft ze even troosteloos en verloren. Alleen met een kolkende groenzoute lucht en een strakke lichtblauwe zee.

Vanuit de torens kan men de zee zien en het Bosch. Dat is echt meegenomen als je daar werkt, maar als Roemer buiten loopt voelt hij dat hij er niet hoort, niet thuis hoort. Net Mondriaan. Horizontale en verticale lijnen zonder respect voor menselijke maten. Rood geschreeuw, blauw lawaai, gele pijn. Roemer houdt niet van Mondriaan. Roemer houdt niet van deze stad en zeker niet van de zwarte madonna.

Op de vloer van de zwarte madonna bloeit de kunst. Roemer kan daar erg van genieten. De winkels die er ooit gedacht waren, kwamen niet. Onbewoonbaar, onmenselijk in maat en kleurvoering, kleurontvoering, net als de rest van de madonna, en daardoor leeg en dor. Maar deze sokkel is wel erg bruikbaar om kunst te exposeren. Steeds hangt er iets nieuws. Geen dingen die je in een gezellige kamer zou willen hebben. Fel roze, lichtgevend groen, aanstootgevend in vorm, inhoud en kleur. Maar in de zwarte madonna kun je de kunst wel mooi etaleren. Daar komt ze uit en tot haar recht. Een lichtpuntje in een stad zonder respect. De enige reden waarom de zwarte madonna wat Roemer betreft toch mag blijven.