20040605

Sterrenlicht

Roemer kijkt verbaasd als het sterrenkind hem vertelt dat ze net ontdekt heeft dat ze ook een zesde zintuig heeft, net als hij. Roemer wist het niet van dat zintuig, daarom is hij verbaasd. Hij is niet verbaasd over het feit dat iets dat er niet is er opeens kan zijn, want Roemer hoort tot de generatie die niet meer door iets nieuws verbaasd kan worden. De ruimte was nog niet betreden door de mens, de televisie was nog nooit aangezet, de radio werkte op buizen en had soms last van mexicaanse hond, men draaide ebonieten langspeelplaten op 78 toeren, op Zaterdagochtend bezocht men de school en op Zondag tweemaal de kerk en daarna zijn schoonouders. Alleen zeer vermogenden, handelaren of zeer avontuurlijken overschreden de landsgrenzen. Een boek was nog een rijk bezit, men bekeek de rijksambtenaar, de onderwijzer en de parlementariër met ontzag en behandelde hen met respect. Toen werd Roemer geboren en veranderde alles. Roemer las eens dat de wereld in nauwelijks veertig jaar één groot dorp was geworden en dat de moderne mens globaliseerde. Dat leek hem niet correct; het leven had meer het karakter van een gameboy gekregen dan van het dorpsleven dat hij zich nog vaag uit zijn vroege jeugd herinnerde.
Het sterrenkind vertelt hoe ze er achter is gekomen. Een vriendin vierde de vooravond van haar huwelijk. In de vriendinnenkring van het sterrenkind noemt men dat een bachelorsparty. Ter verhoging van de feestvreugde zijn de vriendinnen verkleed in uitgelezen kleuren (zoals groen en blauw), en maken zij een tocht door een grote stad (daarbij bezoeken zij enige etablissementen). Ook wordt er zo nu en dan “iets cultureels”gedaan. Op de avond waarover het sterrenkind vertelt, legt men de tarot. Zij trok de ster, een hoge kaart werd haar verzekerd. Een speelkaart die betekent dat zij binnenkort een opdracht in het leven krijgt en die buitendien een sterke aanwijzing vormt voor magische aanleg. Het sterrenkind babbelt er verder lustig op los en somt aanwijzingen op die imponeren. Het is duidelijk: het leven voelt, proeft, ruikt, klinkt en ziet opeens heel anders.
Het sterrenkind is enthousiast Roemer vindt het gevaarlijk. Zijn associëërende brein heeft Roemer meer dan eens geholpen hopeloze, ja zelfs uitzichtloze en opgegeven zaken te ontwarren. Dikwijls weet hij niet waarom hij iets weet, waarom hij een bepaalde aanpak volgt, waarom hij de specifieke vraag stelt, hoe hij het detail vindt, hoe hij weet waar de sleutel voor de oplossing van een probleem ligt. Die etherische helderheid heeft hem echter naast successen ook gebracht in doodlopende tunnels van verblindend schone fantasie. Een zesde zintuig kan ook doden, weet Roemer, het is geen vogel die men zout op de staart kan leggen. Het sterrenkind hoort hem wel, maar - weet Roemer - ze zal niet naar hem luisteren. Het loopt rampzalig af. Roemer heeft nu al verdriet. Een zesde zintuig is geen zegen.

20040601

Minderdorp

Elke dag moet Roemer ruim vijf kwartieren treinzitten. Dat treinzitten is een gevolg van het feit dat Rana en hij in verschillende steden werk gevonden hebben waarmee ze ieder op zich tevreden zijn. Roemer werkt in de Stad des Heeren die als belangrijkste pluspunt de nabijheid van de zee heeft. Een nabijheid die men kan ruiken zelfs als de wind naar het westen waait. Rana werkt daarentegen in de Stad van de Gesellige Volksmensen. Ze zijn precies in het midden gaan wonen, in Minderdorp - daar waar men de vliegtuigen niet alleen kan horen landen of vertrekken, maar ook van verre kan zien aankomen en wegvluchten.

Lang geleden heeft het bestuur van Minderdorp besloten twee megalo-hoge kantoortorens te bouwen. Dat is nog eens wat anders dan de torens van de Stad des Heeren, want in Minderdorp rusten de torens op de bodem van de oude binnenzee. Als de dijken breken, staan de torens tot hun knieën in het water. Als reuzen op lemen voeten zullen ze dan worden weggespoeld, de Minderdorpse notabelen ten spijt. De elementen zijn nu al sterker dan de babelse torens die het Minderdorpse bestuur hoogmoedig bouwen liet. Als het meer waait dan zes op de schaal van Beaufort vliegen er schilfers af en moeten de nabijgelegen wegen en spoorlijnen worden afgesloten. Ooit plaatste het bestuur er een groot advertentiebord "Ruim wonen in de polderweide". Twee gotspes in één zin, vond Rana en ze had gelijk. Ook de nabijheid van de luchthaven geeft aan die torens een extra dimensie die lachwekkend is zonder deernis.

Die dimensie is duidelijk sinds de twee handelstorens in het verre land aan de andere kant van de oceaan zijn doorboord door kwaadwillige vliegtuigen. Dikwijls ziet Roemer vliegtuigen laag langs de horizon aanvliegen net als destijds op de tv, maar dan gericht op de Minderdorpse torens. Het beeld herhaalt zichzelf maar nimmer in slow motion. Een choreografie die angst verspreidt en deemoedig vrees afdwingt. Het is aldoor weer een fascinerend gezicht; gelukkig loopt het nog steeds goed af.

Wie zich echt vrolijk wil maken, moet eens naar de Minderdorpse bruggen komen kijken. Ze zijn besteld bij een Spaanse architect van naam met internationale allure. Krachtige bogen, s'nachts helder verlicht, een lijnenspel van stalen kabels waarmee Minderdorp eens te meer op de politieke kaart gezet kon worden, als ware het een havenstad. Maar, ziet Roemer, die architectonische wereldwonderen overspannen slechts een brede sloot zonder scheepvaart en zelfs wordt er 's winters niet geschaatst. Ook hier is het wachten op het breken van de dijken. Alleen dàn zullen de bruggen passend water kunnen overbruggen.

De Zwarte Madonna

Roemer is trots op zijn schoenen. Jaren heeft hij gezocht naar de lichtst denkbare nette schoenen met de dunst denkbare zolen. Je kunt er op joggen, ze wegen nauwelijks meer dan pantoffels. Ja, nauwelijks zwaarder zijn ze dan pantoffels; je kunt er zelfs goed op denken. En ze zien er keurig uit. Roemer kocht steeds drie paar tegelijkertijd. Eerst bij Bartjens in Amsterdam. Bartjens sinds 1850. Hij kwam er zelfs voor naar Nederland toen hij in de Zure Stad in het Bergland woonde. Terwijl hij bij iedereen langs moest, van zee en duinen moest genieten en al die mensen om zich heen opeens verstond, alsmaar verstond. Wat een lawaai kunnen mensen maken, juist als je niet wilt luisteren, niets wilt horen. Ja zelfs toen ging hij bij Bartjens langs, om schoenen te kopen. Later ontdekte hij dat de schoenen ook te koop zijn in de bollenstreek, vlak bij zee, vlak bij huis. Ieder jaar koopt Roemer nu een nieuw paar van die wondersloffen, drie paar veters en een handzame tube schoensmeer met doseerdop.

De wondersloffen hebben twee nadelen: ze worden gemaakt naar het recept van Ford en ze zijn gevaarlijk als het regent. Het recept van Ford is "Alle kleuren zijn zwart". Zwart is een prima kleur, en praktisch, vooral als je bankier bent of beambte of naar een begrafenis moet, maar het liefst zou Roemer toch rode schoenen dragen. Hij heeft zich er maar bij neergelegd dat hij nooit rode schoenen zal kunnen vinden die aan zijn oudemannenwens van zo licht mogelijk schoeisel voldoen. Maar Roemer kijkt wel vaak naar voeten die met rode schoenen lopen. Nimmer zag hij mannenvoeten, rode mannenvoeten, in passend schoeisel. Er is natuurlijk geen markt voor.

Het tweede nadeel is belangrijker. Als het regent worden de zolen namelijk spekglad. Als de straat stroef is, is dat geen probleem. Als de straat vlak verloopt is het gevaar gering. Dus in de Zure Stad in het Bergland was het gevaar groot. Levensbedreigend waren de Zuurmannen die alles poetsten, polijstten, pasteuriseerden, zelfs hun straat. Als de regen Roemer onverhoeds overviel, kon hij niet verder in het golvende landschap van de Zure Stad, bang van de heuvel te glijden op zijn gladde zolen. Gelukkig vond hij vaak een tram of een bus. Er kon veel, maar op je sokken lopen in de Zure Stad op die prachtig schone straten tussen de prachtig schone Zuurmannen en Zuurvrouwen, dat durfde Roemer mooi niet.

Ooit zag Roemer een kind op blote voeten in de Zure Stad. Ja, één keer zag hij blote voeten in de Zure Stad. Eerst dacht Roemer dat het een hippie was. Later dacht hij: een zwerfster, een geestesgestoorde. Maar het was een sterke vrouw. Ze was zestien, zeventien, misschien achttien. Ze hoonde. Ze haatte. Ze haatte de gepolijste straten van de Zure Stad. Een krachtige vrouw, maar te jong om met haar voorbeeld de Zuurmensen tot inkeer te brengen. Het leek Roemer bovendien nogal koud. Met je blote voeten in de sneeuw.

Nu is Roemer terug in het Platte Land. Het regent. Hij balanceert op gladde hielen van zijn wonderschoenen. Het regent dat het giet. Grote vreugde stroomt langs hem en kleurt de straten glimmend zwart en grauw. Wat een vrolijk land. Al die leuke gekleurde lichtjes die zo mooi weerspiegelen in het grauwe natte wegdek. Roemer zoekt de weg. Hij schuifelt, want de architect is blij. Ja de architect is blij en trots. Er is hier geen straat, maar louter plavuis, plavuis over de volle breedte van de straat. Glibberig plavuis zonder kleur of smaak. Balancerend zoekt Roemer zijn weg over het gepolijste speksteen. Misplaatst en lelijk is de weg. Dus de architect is trots en blij. De architect is zelfs extra blij en trots, want hij bouwde hier een Zwarte Madonna. En daarlangs loopt de weg die Roemer dagelijks gaat. Dit is de toegangspoort naar het centrum van de Stad des Heeren.

Deze stad was ooit geen vreemde in een landschap dat aansloot op de zee. De lucht was zilt, het licht was zeeïg. Roemer gaat wel eens naar het Panorama van Mesdag om te proeven hoe het ooit in de Stad des Heeren geweest is. Maar de mensen bouwden een pier die de zee in loopt (een wandelpromenade in een woeste zee) en ze bouwden torens die de hemel in lopen --- kantoorruimte die het hemelvuur trotseert. Kantelt men de Stad des Heeren, dan blijft ze even troosteloos en verloren. Alleen met een kolkende groenzoute lucht en een strakke lichtblauwe zee.

Vanuit de torens kan men de zee zien en het Bosch. Dat is echt meegenomen als je daar werkt, maar als Roemer buiten loopt voelt hij dat hij er niet hoort, niet thuis hoort. Net Mondriaan. Horizontale en verticale lijnen zonder respect voor menselijke maten. Rood geschreeuw, blauw lawaai, gele pijn. Roemer houdt niet van Mondriaan. Roemer houdt niet van deze stad en zeker niet van de zwarte madonna.

Op de vloer van de zwarte madonna bloeit de kunst. Roemer kan daar erg van genieten. De winkels die er ooit gedacht waren, kwamen niet. Onbewoonbaar, onmenselijk in maat en kleurvoering, kleurontvoering, net als de rest van de madonna, en daardoor leeg en dor. Maar deze sokkel is wel erg bruikbaar om kunst te exposeren. Steeds hangt er iets nieuws. Geen dingen die je in een gezellige kamer zou willen hebben. Fel roze, lichtgevend groen, aanstootgevend in vorm, inhoud en kleur. Maar in de zwarte madonna kun je de kunst wel mooi etaleren. Daar komt ze uit en tot haar recht. Een lichtpuntje in een stad zonder respect. De enige reden waarom de zwarte madonna wat Roemer betreft toch mag blijven.